Oranjerie

In het archief van familie De Roo bevindt zich het bouwbestek van de oranjerie. De bijbehorende tekening is er niet en de opdrachtgever is onbekend, maar de opleverdatum - 1 oktober 1838 - wordt wel vermeld. Bladerend door het bestek kan een beeld worden gevormd van het gebouw. Het muurwerk moest worden opgetrokken van 'hardgraauwe Waalmoppen in slappe basterdtras', in kruisverband gemetseld. Er worden halfsteens spouwmuren van 'jufferklinkers' voorgeschreven. De dubbele ramen met grenenhouten kozijnen moesten naar buiten draaien. Grenenhout werd ook gebruikt voor de zestien pilasters met kapiteel. De vloer moest zodanig worden bestraat met klinkermoppen dat deze afwaterde op een goot die het water naar buiten leidde. De kap moest met vurenhout worden bekleed, de naden betengeld, belat en gedekt met 'blaauwe pannen'. Tevens staan er tien dakramen voorgeschreven. Voorts is er sprake van basementen in bentheimersteen en vijf dorpels van 'blaauwe hardsteen'. Er moest een pomp komen met een koperen kraan die het water uit de nabijgelegen sloot zou opvoeren. In de vloer werd een hardstenen gootsteen aangelegd. Tegen de noordgevel van de oranjerie werd aan het einde van de 19de eeuw een uit twee bouwlagen bestaand huisje gezet. Volgens de zoon van de laatste tuinman van H.B. de Roo werd daar de was gedaan door twee wasvrouwen. De warmte van de schouw hield in de wintermaanden de noordgevel van de oranjerie warm.
Datering
1838
Rijksmonument nummer
Verschijningsvorm
goed bewaard